Terug

Onze visietekst kwam tot stand in 2010 en blijft onze leidraad waarbij we mensen in armoede als gelijkwaardige partners én als de belangrijkste experts in de armoedebestrijding beschouwen. Vanuit die kijk op armoede en mensen die in armoede leven, gaan we aan de slag om armoede en sociale uitsluiting terug te dringen.

Deze tekst is niet gewoon aan een bureau tot stand gekomen, maar is het resultaat van de inbreng van heel wat mensen uit de verenigingen. Aan deze tekst ging een jaar voorbereiding vooraf: een werkgroep verwerkte de visieteksten uit de verschillende verenigingen en zocht er naar gemeenschappelijke elementen en mogelijke verschillen. Op basis daarvan vond in juni 2010 een forum visie plaats. We verwerkten vervolgens de ideeën uit het forum tot een tekst die nadien eerst in een open werkgroep en in de RvB besproken werd en vervolgens werd goedgekeurd op de AV.

De visietekst is onlosmakelijk verbonden met de 6 criteria voor verenigingen waar armen het woord nemen. De 6 criteria worden niet als zodanig vermeld in de visietekst, maar zijn steeds op de achtergrond aanwezig. De visietekst vormt op die manier de rode draad doorheen de criteria en geeft een antwoord op de vraag wie we zijn, waarom we doen wat we doen en volgens welke principes we onze werkingen gestalte geven. Tegelijk geeft de tekst aan waarom de 6 criteria in hun onderlinge samenhang belangrijk zijn en waarom armoedebestrijding niet kan zonder participatie van mensen in armoede. Waarom armoedebestrijding ook niet kan zonder een volledige herorganisatie van de samenleving die er al zo lang niet in slaagt de armoede uit te bannen.

De titel "gewoon mens mogen zijn!" geeft weer wat we onder armoedebestrijding verstaan: het streven naar een samenleving waarin iedereen tot zijn recht komt en in zijn waardigheid erkend wordt. In die zin hopen we dat deze visietekst mag inspireren, zowel voor de verenigingen waar armen het woord nemen als voor de buitenwereld.

Van armoede naar armoedebestrijding
Armoede is uitsluiting

We binden de strijd aan tegen armoede vanuit de ervaringen van mensen in armoede. Heel belangrijk in de strijd tegen armoede is dat iedereen gelijkwaardig kan deelnemen aan de samenleving en dat we de samenleving in vraag stellen wanneer die gelijkwaardigheid in het gedrang komt.

Dat mensen gelijkwaardig zijn wil natuurlijk niet zeggen dat ze gelijk(aardig) zijn in alles. Gelukkig maar is iedereen verschillend en heeft iedereen andere talenten en kwaliteiten. Dat is alleen maar positief omdat die talenten mekaar kunnen aanvullen. Maar gelijkwaardigheid betekent voor ons ook het waarderen van ieders inzet en garanderen dat iedereen dezelfde kansen krijgt. Omdat niet iedereen gelijke startposities heeft, moet er in de eerste plaats iets aan die ongelijkheid gedaan worden.

Armoede betekent immers in de eerste plaats uitsluiting op verschillende vlakken.
Het is het ontbreken van kansen en het niet mogen en kunnen meedoen, er niet bij horen. Het is een uitsluiting die maakt dat je rechten niet gegarandeerd zijn.

Met "rechten" bedoelen we de sociale grondrechten: het recht op participatie aan de samenleving, op maatschappelijke dienstverlening, op een leefbaar inkomen, op een gezin, op cultuur en vrije tijd, op onderwijs en vorming, op werk, op een gezonde en betaalbare woning, op energie en water en het recht op gezondheid en welzijn

En de éne uitsluiting brengt de andere met zich mee: wie in een krot woont heeft vaak geen plaats om zijn huiswerk te maken en wie niet meekan in het onderwijs vindt moeilijk de weg naar werk.

Het feit dat de toegang tot iemands rechten geblokkeerd is, noemen we "structurele uitsluiting". Maar minstens zo zwaar is de confrontatie met sociale uitsluiting: de dagelijkse realiteit dat men op je neerkijkt, dat mensen weigeren om je als gelijkwaardig te zien en te behandelen, om je een plaats te geven, voor je op te komen: de ervaring dat je niet mag zijn wie je bent.

Die structurele en sociale uitsluiting is niet zonder gevolgen. Dat mensen geen (goede) woning hebben, geen werk,... is het zichtbare deel van armoede. Soms noemt men dat het materiële of de buitenkant. Maar de binnenkant, de manier waarop mensen armoede beleven, is vaak nog veel pijnlijker om te dragen. Het is de ervaring van schaamte, stress, het gevoel gefaald te hebben, eenzaam zijn en zich onzeker en nutteloos voelen, maar ook van wantrouwen en angst.

"Het is de angst om wat er in ons gezin kan gebeuren. Het wantrouwen dat we hebben bij de hulpverlening omdat we het gevoel hebben dat er boven onze hoofden beslissingen genomen worden en de angst om zelf geen controle meer te hebben en gecontroleerd te worden. Een gevoel van steeds in het oog gehouden te worden. Zeker wanneer er andere hulpverleners over de vloer komen. Je voelt je niet op je gemak en constant bekeken. Je bent kwaad en je wil respectvol behandeld worden. Die gevoelens blijven ons altijd achtervolgen en zullen we altijd met ons meedragen".

Armoede gaat dus over veel meer dan alleen maar geen geld hebben. Het gaat over maatschappelijke uitsluiting en kwetsbaarheid. Maar vergis je niet: ook al is armoede niet enkel in meetbare termen te vatten zoals inkomen, toch is het inkomen bijzonder belangrijk! Het bepaalt -als geen ander de kansen van mensen en hun toegang tot rechten.

"Ik heb 50 euro leefgeld per week. Als ik naar de dokter ga, kan ik geen drie dagen wachten op het geld van de ziekenkas. Ik heb het geld nodig om eten van te kopen".

De laagste lonen en vervangingsinkomens volstaan zelden om van te leven. Bovendien neemt de kloof tussen de laagste en de hoogste inkomens stilaan toe en dat is een situatie die ook voor een samenleving in haar geheel niet goed is, omdat het bevolkingsgroepen doet vervreemden van mekaar met heel wat negatieve gevolgen (onder meer op het vlak van solidariteit en welzijn).

Uitsluiting bedreigt ook steeds meer en meer groepen en armoede wordt dan ook diverser en stilaan ook gekleurder. Heel wat alleenstaande ouders, laaggeschoolden, etnisch-culturele minderheden , mensen zonder papieren, dak- en thuislozen en andere groepen bevinden zich in een heel kwetsbare positie
Armoede en uitsluiting treft dus steeds meer mensen, maar het raakt sommigen nog harder dan anderen. Hoe meer uitsluiting je ervaart op verschillende levensdomeinen en hoe langer het duurt, hoe kwetsbaarder en armer je bent. Wie heel zijn leven of zelfs van generatie op generatie deze uitsluiting (sociaal en structureel) ervaart, draagt dan ook onvermijdelijk de kwetsuren hiervan. Onze focus ligt daarom op de mensen die het meest en langst uitgesloten zijn: los van kleur, afkomst of achtergrond.

Armoede is een onrecht!

Niemand kiest ervoor om arm te zijn! Toch zoekt de samenleving vaak de oorzaak van armoede bij de persoon zelf. Door de verantwoordelijkheid eenzijdig bij mensen in armoede te leggen, riskeert men echter blind te zijn voor maatschappelijke uitsluiting. Armoede heeft immers in de eerste plaats een maatschappelijke oorzaak omdat de samenleving er niet in slaagt de rechten van mensen te verzekeren. Wie wil meedraaien in een steeds complexere samenleving heeft immers allerlei competenties (kennis en vaardigheden) nodig. En als je die niet van bij het begin mee hebt, dan riskeer je al achterop te lopen en uitgesloten te raken. Iets doen aan die ongelijke start is dan ook een verantwoordelijkheid van de ganse samenleving. Maar het bestaan van armoede plaatst ook grote vraagtekens bij ons systeem van sociale bescherming. De vervangingsinkomens zijn vaak veel te laag om uit de armoede te ontsnappen. Mensen zonder papieren tenslotte, worden uitgesloten op basis van het ontbreken van de juiste documenten.

Armoede is met andere woorden een structureel probleem: het heeft te maken met hoe de samenleving is opgebouwd, kortom de structuur van de samenleving: dat gaat dan over de regels die gelden in ons economisch systeem, het beleid dat men voert, de wetten die men maakt en de manier waarop instellingen (organisaties en diensten) werken. Deze creëren armoede en houden het in stand.

Een voorbeeld uit de praktijk:

Daklozen hebben recht op een referentieadres bij het OCMW. Hierdoor kunnen zij post ontvangen en zijn ze 'administratief' in orde. Een aantal OCMW's passen deze wet echter niet toe of wachten extra lang om dit voordeel toe te kennen. Het gevolg hiervan is dat de dakloze heel wat rechten misloopt: bijvoorbeeld het recht op een werkloosheidsuitkering, op inschrijving op een wachtlijst voor een sociale woning, enz.

Maar evenzeer is het van belang hoe mensen hebben geleerd met elkaar om te gaan of net om mekaar te mijden. Om armoede te bestrijden moeten we dan ook het beleid aanpakken zodat dit echt rekening houdt met de belangen van mensen in armoede. Maar alleen met regels en wetten te veranderen, komen we er niet zolang mensen niet ook in de dagelijkse praktijk rekening houden met de leefwereld en de noden van mensen in armoede. Dat kan enkel door een mentaliteitsverandering waarbij mensen er actief voor kiezen om zo te handelen dat iedereen -en met name de mensen die het meest uitgesloten worden- toegang heeft tot zijn rechten. Alleen dan krijgen mensen in armoede een volwaardige en gelijkwaardige plaats in alle verenigingen, in buurtcomités, in schoolraden en vakbonden, kortom in de samenleving.

Zo'n mentaliteitsverandering houdt ook in dat iedereen mee verantwoordelijk is in de mate dat hij of zij de mogelijkheid heeft om bij te dragen tot een oplossing. Armoede is een moeilijk en complex probleem en de mogelijkheden waarover iedereen beschikt om het op te lossen zijn erg verschillend, maar vaak ook aanvullend. Daarom is er nood aan solidariteit om samen aan de slag te gaan. Mensen in armoede samen met niet-armen, als partners: elk vanuit de eigen kennis, vaardigheden en ervaringen en met respect voor mekaar.

Als we willen dat maatregelen om armoede te bestrijden ook echt kunnen werken, dan kan dat alleen als mensen in armoede ook hun stem laten horen en deelnemen aan het beleid zodat men niet enkel over hen beslist, maar met hen. Zij weten immers beter dan wie ook wat het betekent om in armoede te leven en iedere dag het hoofd boven water te houden. Zij kennen de dagelijkse overlevingsstrategieën, de voor- en nadelen van maatregelen die armoede moeten bestrijden. Zij kunnen anders dan technici, vanuit de ervaring van de impact van maatregelen op het leven in armoede, de keerzijde van een nieuwe maatregel aanvoelen. Ze hebben ook de grote wil om te werken aan een betere wereld voor hun kinderen en voor anderen.

Verenigen tegen armoede

In de verenigingen waar armen het woord nemen, staan de ervaringen van mensen in armoede centraal. Luisteren naar mensen in armoede vraagt echter om actie: we komen dan ook in de eerste plaats samen om armoede te bestrijden, om samen te strijden voor een rechtvaardigere samenleving. Samenkomen om maatschappelijke structuren te veranderen gaat echter niet vanzelf, maar is gekoppeld aan een basiswerking. We zoemen hier dieper in op de verschillende aspecten van de basiswerking en het werken aan maatschappelijke structuren
Verenigd en verbonden
Het lijkt zo evident dat we er haast niet meer bij stil staan: verenigingen (waar armen het woord nemen) verenigen mensen. Verenigen geeft energie en een vereniging staat of valt met een basiswerking. Mensen ontmoeten er mekaar en ervaren er doorgaans heel wat solidariteit. Dit is vooral zichtbaar wanneer men als groep naar buiten komt. Alleen al in hun naam geven veel verenigingen aan dat ze veel belang hechten aan de verbondenheid die hieruit ontstaat: de verbondenheid van mensen in armoede onder mekaar, maar ook de verbondenheid tussen mensen in armoede en niet-armen. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen in armoede hun weg vinden in de vereniging houdt men de drempel zo laag mogelijk en krijgen mensen de tijd om op verhaal te komen. Mensen die geïsoleerd waren bouwen zo opnieuw contacten op. De vereniging is voor heel wat mensen dan ook een thuis waar anderen je aanvaarden zoals je bent, en je tegelijk ook steeds uitnodigen om je eigen grenzen te verleggen.

"dat komt door de sfeer hier in de groep: je hoort erbij en dat merk je van de eerste keer. je wordt hier niet beoordeeld. je bent gelijk en samen met je lotgenoten. Je mag hier je gedacht zeggen en ze halen het beste uit u naar boven".

Dat een vereniging een thuis wordt, gebeurt uiteraard niet vanzelf. Veel heeft te maken met het vertrouwen dat er is tussen de mensen die de vereniging uitmaken. het houdt vaak ook in dat er extra aandacht moet zijn voor de mensen die het meest uitgesloten zijn en dat men uitsluiting binnen de vereniging -van mensen ten aanzien van anderen- ten allen tijde vermijdt. Dit houdt ook in dat men waakzaam is voor vooroordelen: bv van nieuwe armen t.a.v. generatiearmen, vooroordelen tegenover etnisch-culturele minderheden, ...

Een lage drempel houdt ook in dat de vereniging niet werkt met vaste lidmaatschappen en voortdurend openstaat voor nieuwe deelnemers. Hierbij doet men heel gerichte inspanningen om telkens de meest geïsoleerde armen bij de werking te betrekken.

Kracht

Willen we de leefwereld van mensen in armoede echt leren kennen, dan is er nood aan een aanpak die oog en oor heeft voor hun ganse verhaal en werkelijkheid: kijken naar verleden en toekomst, naar problemen en kwetsuren, naar verwachtingen en krachten,... Belangrijk is het geheel in beeld te houden en ook de context waarin mensen bewegen voor ogen te houden.

Veel mensen in armoede benadrukken het belang van "gewoon mens te mogen zijn" in de vereniging en niet alleen vanuit een probleem bekeken worden: " je kan er zijn wie je bent en we lachen veel af..."

Zo kunnen mensen in armoede opnieuw verbindingen leggen met zichzelf en opnieuw 'iemand' zijn. Maar ze verbinden zich ook met anderen, met de samenleving, met het hier en nu en met de toekomst: het leven in handen nemen en plannen kunnen maken. Zo kan er ook doorverwezen worden naar de hulpverlening (men noemt dit soms ook "schakelen").

Omdat we juist heel kwetsbare en moeilijk bereikbare mensen willen betrekken, is het eveneens belangrijk dat mensen steeds nieuwe kansen kunnen krijgen. Dat gaat vaak met vallen en weer opstaan. De werking daagt mensen uit om het woord te nemen, nieuwe dingen uit te proberen en verantwoordelijkheid op te nemen in de vereniging. Rekening houden met de draagkracht van mensen is essentieel, maar ook daar kan men aan sleutelen: door krachtgericht te werken en te investeren in de krachten, mogelijkheden en vaardigheden van mensen zodat ze stilaan meer aandurven. Wat je aandacht geeft groeit immers! Het benoemen van kleine stappen, een oprecht schouderklopje of een aanmoediging kan wonderen doen.

Voor de vereniging als geheel betekent dit eveneens dat men zo democratisch mogelijk werkt. Zo komt wat er aan de basis leeft ook daadwerkelijk naar boven en bepalen mensen in armoede de werking van de vereniging.

Investeren in de groei van mensen is hoe dan ook een langetermijnproces.
Het werk in de verenigingen heeft immers meestal geen direct resultaat, maar de ervaring leert dat mensen in armoede stilaan sterker worden, beter voor zichzelf opkomen en aan zelfvertrouwen winnen in de verenigingen. Die investering - die ook van de vereniging een langdurige inzet van mensen vraagt- vormt meteen ook de basis voor de beleidsdialoog.

Samen in Dialoog

Eigen aan het groepswerk in de verenigingen is dat men zich niet beperkt tot het wel en wee van de eigen groep, maar dat men vanuit de ervaringen van de groep voorstellen doet om tot een rechtvaardiger beleid en samenleving te komen. Op die manier komt dit ook andere mensen in armoede ten goede.

Het individuele verhaal van uitsluiting wordt in het groepswerk een gedeeld en gedragen verhaal. Dit veronderstelt in de eerste plaats een dialoog in de eigen groep om de verschillen tussen mensen te overbruggen. Mensen moeten er de ruimte krijgen om het woord te nemen en hun eigen mening te geven. Maar waar nodig moeten mensen die eigen mening ook kritisch in vraag kunnen stellen om zo van mekaars ervaringen te leren. Van daaruit kan men de dialoog aangaan met partners, met het beleid en met de bredere samenleving. Zo een dialoog heeft tijd nodig en moet op het ritme van mensen in armoede gebeuren.

Het belang van de dialoog zit in het feit dat mensen in armoede samen met partners (individuen of organisaties) kennis opbouwen over bepaalde aspecten van armoede. Op die manier ontstaat een gedeelde deskundigheid waarin plaats is voor technische kennis over bepaalde dossiers én voor ervaringskennis van mensen in armoede. Mensen in armoede hebben immers een kennis van armoede die niet-armen niet hebben. Door te luisteren naar hun verhaal worden de knelpunten duidelijk. Tenslotte zorgt een goede dialoog ook voor wederzijds begrip tussen de partners (mensen in armoede en niet-armen, diensten en organisaties, beleidsinstanties ). En dat is essentieel om maatschappelijke structuren te veranderen.

Een lidvereniging omschrijft dit als volgt:

"Om de armoede te bestrijden willen we alle positieve krachten opzoeken en laten samenwerken. De krachten van de mensen zelf die in armoede leven, maar ook de positieve krachten in hun omgeving, in de organisaties en diensten, in de hele samenleving.
Mensen in armoede willen en kunnen actief deelnemen aan de samenleving. Dat is zelfs een recht. Zij kunnen er hun eigen plek in vinden én zij kunnen er voor zorgen dat ze in de samenleving gehoord worden – dat er meer rekening met hen wordt gehouden. Zij kunnen mee zorgen voor verbetering, voor zichzelf én voor alle andere armen. Vanuit hun eigen kracht, met de hulp van steunfiguren en netwerken om hen heen".

Een dialoogthema dat op deze manier van onderuit groeit in de vereniging biedt het meeste kans op een duurzame betrokkenheid. Toch is een goede dialoog niet altijd evident: om in dialoog te gaan met niet-armen moeten mensen in armoede vaak al een zekere groei hebben doorgemaakt in de vereniging. Er gaat dus heel wat voorbereidend werk vooraf aan een dialoogproces.

En toch loont het om zoveel mogelijk stappen samen te zetten met heel de groep of toch met verschillende mensen in de groep. Men staat hierdoor meestal sterker in het overleg met anderen, de deelnemers aan de dialooggroep leren er nieuwe vaardigheden door en tenslotte blijft iedereen op die manier ook betrokken op het thema. Soms kan dit echter niet en wordt een vertegenwoordiger van de groep gevraagd om te getuigen of op een overleg zijn mening te geven over een bepaalde beleidskwestie. In dat geval is het belangrijk om goede afspraken te maken met iedereen in de vereniging en steeds te vertrekken vanuit het verhaal van mensen in armoede en niet de eigen mening.

Noodzakelijk in een dialoogproces is ook een goede opvolging van de nog lopende en reeds beëindigde dialoogthema's. Ook het geregeld terugkoppelen van de resultaten (of het uitblijven ervan) naar iedereen in de vereniging hoort hierbij. Een dialoog voeren met mensen in armoede is immers niet vrijblijvend: het onrecht waarvan zij getuigen roept om resultaten!

Samen naar buiten treden

Soms is een dialoog onmogelijk omdat het beleid niet bereid is hiertoe. Of leeft het gevoel dat de andere partij een dialoogproces inzet als zoethouder voor loze beloftes. In dat geval kan het nodig zijn om actie te voeren en zo een échte dialoog af te dwingen. Actie kan ook gebeuren in opvolging van een dialoogproces: bijvoorbeeld omdat de beloofde resultaten uitblijven.

Maar actie is niet alleen een ultiem middel om in te zetten wanneer de dialoog niet lukt. Actie betekent ook dat verenigingen activiteiten opzetten om de publieke opinie bewust te maken van uitsluiting en armoede of om heel gericht bepaalde groepen (bv. leerkrachten) te sensibiliseren. Ten slotte kan actie ook slaan op het naar buiten treden met de resultaten van een project.
Eigen aan deze acties is dat mensen als volwaardige medeburger vanuit hun kracht en waardigheid naar buiten treden.

Blijf op de hoogte

Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief van het Vlaamse Netwerk tegen Armoede


Volg ons

Steun ons nu

Uw steun helpt mensen om een toekomst uit te bouwen en de strijd aan te binden met armoede en sociale uitsluiting. Help mensen in armoede zichzelf te helpen.

Steun ons nu
Deze website maakt gebruik van cookies om uw gebruikersgemak te verbeteren.
Ik ga akkoord.  Lees meer.